Ace
Een ace is een opslag die direct op de grond en binnen het veld stuitert. De tegenstander slaagt er dus niet in om de bal te verdedigen.
Blok
Een bal die over het net wordt geslagen en daar vrijwel direct wordt geblokt door de verdedigende spelers aan het net heet een blok. Zij blokken de bal met één of twee handen/armen en duwen de bal direct naar beneden. Zo hopen zij direct een punt te scoren met hun blok. Gaat de bal echter via hun buiten het veld dan krijgen ze een punt tegen.
Floater
Een floater is een opslag die erg zwabbert. De bal beweegt dusdanig heen en weer tijdens zijn vlucht naar de vijandelijke helft dat de tegenstanders het erg lastig hebben om de bal goed te verwerken. Om een floater te kunnen staan heb je techniek nodig en moet je veel oefenen.
Pancake
Wanneer jij de bal speelt doormiddel van een pancake dan leg je jouw hand plat op de grond en laat je de bal daarop vallen. Hierdoor gaat de bal omhoog en kan een teamgenoot de bal doorspelen naar de vijandelijke helft of een andere teamgenoot. Vaak zie je een pancake in een uiterste poging om de bal in ‘leven’ te houden. Men duikt dan op de grond en plaats de hand daar waar de bal op de grond zou stuiteren.
Pipe
Dit is een aanvalsmethode die door de passer/loper wordt uitgevoerd. De speler probeert de tegenstanders te verrassen met een ‘vroeg’ schot van minimaal twee meter vanaf het net.
Side out
Dit vindt plaats wanneer de partij die de service ontvangt het punt scoort. Op deze manier krijg het ontvangende team een punt erbij, en veroveren zij de service. Bij het oude systeem van puntentelling werd in deze situatie geen punt toegekend aan een van de teams. Bij het rally point systeem is dit wel het geval.
Smash
Dit is misschien wel de meest bekende term uit het volleybal. Een smash is wanneer een bal wordt aangespeeld door een teamgenoot en vervolgens zo hard mogelijk naar de grond wordt geslagen.
Sprongservice
Een sprongservice lijkt op een normale opslag, alleen gooi je de bal nu wat voor je uit en spring je naar de bal voordat je hem slaat. Hierdoor krijgt de bal nog meer vaart mee. Dit vergt de nodige oefening, maar kan een belangrijk wapen zijn.
Staffel
Dit is een aanvalstactiek waarbij twee spelers dicht bij elkaar staan. De eerste van de twee werkt als bliksemafleider voor de ander. Dit doet hij door een set-up die zijn kant wordt opgespeeld niet te smashen. Hij laat de bal lopen voor de speler die achter hem komt. Die speler kan hem vervolgens slaan en profiteren van de verwarring en hierdoor slechte positionering van de tegenstander.
Steek
Bij deze aanvalstactiek, die meestal op wat hogere niveaus plaatsvindt, springt de aanvaller die de bal moet gaan smashen op vrijwel hetzelfde moment als dat de set-up wordt aangespeld door de spelverdeler.
Stijg
Deze aanvalstactiek is nog iets sneller dan de bovenstaande. Bij deze tactiek springt de aanvaller al voordat hij de set-up krijgt. Hij staat dichtbij de spelverdeler en slaat de bal eigenlijk min of meer uit de handen van de spelverdeler. Deze aanvalstactiek is zo snel en onverwachts dat tegenstanders hier maar lastig op kunnen anticiperen, maar is vanwege de moeilijkheidsgraad ook een risico.