Geschiedenis
Waterpolo is in het jaar 1885 officieel erkend als sport. Er is nogal wat twijfel over hoe de sport is ontstaan, maar men gaat er vanuit dat de sport in het Schotse Aberdeen is ontstaan. Een zekere William Wilson, die naam mag je overigens direct weer vergeten, zou de opdracht hebben gekregen van zijn voormalige zwemclub om een leuke balsport te water te bedenken. Hij kwam tot de vondst om ‘handbal voor in het water’ uit te vinden. Dit vond plaats in 1876. Een jaar later was de eerste officiële waterpolowedstrijd al een feit. De jaren hierna waaide de sport over naar het Verenigd Koninkrijk.
Nadat waterpolo in 1885 een officiële sport was geworden werd er in Engeland een heuse waterpolocommissie opgesteld en werden de eerste nationale toernooien georganiseerd in het jaar 1888. De sport werd enkele jaren laten vanuit Engeland geëxporteerd teerd naar Boston in de Verenigde Staten. Waterpolo won tussen 1888 en 1900 veel aan populariteit en werd nog voor het ingaan van de 20e eeuw in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Frankrijk, Nederland en Italië beoefend. Amsterdam en Leiden waren de eerste Nederlandse steden waar men waterpolo uitoefende.
Wedstrijdverloop
Waterpolowedstrijden gaan tussen twee teams van zeven spelers. Eén van de spelers is de doelman/-vrouw. Alle spelers dragen een cap. Deze cap is een soort badmuts met gehoorbescherming. Het thuisspelende team draagt een witte cap, voor de uitploeg zijn er blauwe caps. De keepers dragen rode caps. De oorbeschermers zijn cruciaal voor de veiligheid en gezondheid van een waterpoloër. Net zoals bij andere bal- en teamsporten is het de bedoeling om zoveel mogelijk punten te scoren. Het scoren van punten gaat door de bal in het vijandige doel te gooien. Elke bal in het doel is één punt waard. Het team dat de meeste punten weet te maken wint de wedstrijd, maar dat had je ongetwijfeld al verwacht. Indien de wedstrijd wordt beëindigd met een gelijke stand dan worden er strafworpen gegooid.
Duur van de wedstrijd
Elke wedstrijd kent vier perioden, maar hoelang zo’n periode doet is niet altijd hetzelfde. Dit omdat de duur van periode afhankelijk is van de leeftijd van de spelers, de competitie en het land waar de wedstrijd wordt gespeeld. Een periode duurt, afhankelijk van deze factoren, tussen de drie en acht minuten. Professionele senioren spelen uiteraard het langst, jeugdspelers op laag niveau spelen het korst. Na 2 periodes is het tijd voor een lange pauze en wisseling van speelhelft. Tussen periode 1 en 2 en periode 3 en 4 is er slechts kort tijd om even op adem te komen.
Overtredingen
Waterpolowedstrijden staan onder leiding van één of twee scheidsrechter(s). Zij zwemmen niet mee, maar lopen langs de kant mee met het spel. De spelers zwemmen wel, maar mogen wanneer zij de bal niet hebben wel de bodem raken. Indien een speler de bal heeft én de bodem raakt kan kan hij of zij daar een vrije worp tegen voor krijgen. Andere kleine overtredingen worden hier ook mee bestraft. Zwaardere overtredingen worden bestraft met een tijdelijke verbanning naar het achtervak. Zeer zware overtredingen worden bestraft met een uitsluiting. Een speler die bijvoorbeeld één van de leidsmannen beledigd kan worden uitgesloten voor de rest van de wedstrijd. Zijn team mag wel een andere speler inbrengen. De zwaarste uitsluiting is een UMV4. Dit staat voor ‘uitsluiting met vervanging na 4 minuten. Het team verkeert dan vier minuten in ondertal.
Wisselen
Wissels kunnen plaatsvinden tijdens de wedstrijd, na het scoren van een doelpunt of tijdens een pauze. Een wissel kan plaatsvinden in het terugkomvak achter het doel of langs de eigen speelhelft indien hier ruimte voor is. Vaak wordt er gewisseld in de rust of na het scoren van een doelpunt. Dit omdat wisselen tijdens het spel ervoor zorgt dat een team eventje in ondertal is.
Speelveld
Het afmetingen van het veld waarin er gespeeld wordt zijn voor mannen 30 meter lang en 25 meter breed. Het veld voor vrouwen is 5 meter korter en ook 25 meter breed. Een zwembad wat groter is dan dit wordt met drijvende lijnen afgebakend. De diepte van het zwembad moet minimaal 1.80 meter zijn. Dit betekent dat de langere spelers zouden kunnen staan. Zoals eerder vernoemd mag dit, tenzij zij de bal hebben. De beide doelen bevinden zich op het midden van de achterlijnen. De doelen zijn 3 meter breed, 0,90 meter hoog en een meter diep.